Jeugd en studententijd
Wie aan de puber André Cats had verteld dat hij later klassiek zanger en dirigent zou worden, hoefde in diens ogen niet ver te reizen naar zijn vermoede bestemming: met een enkeltje Zuidlaren, de plaats waar ik opgroeide, werd in Noord-Nederland een rechtstreekse verwijzing naar het “gekkenhuis” Dennenoord bedoeld!
Nee, een passie was muziek nog niet in die tijd. Sport, daar draaide alles om. Wel werd de muzikale aanleg, die in de familie veelvuldig aanwezig was, ook bij mij herkend: tussen het zwemmen, schaatsen en basketballen door onderging ik algemene muziek- (en blokfluit-) les, pianoles, ging ik zelfs bij de harmonie en leerde daar trompetspelen. In 1970 bracht Sinterklaas een pick-up en singeltjes van Shocking Blue, Tee Set en The Who. Dat was nog eens muziek! Eenmaal op de middelbare school werd ik door vrienden uit de klas meegesleurd naar het schoolkoor. Nog steeds lag mijn voorkeur bij Deep Purple, Cuby and the Blizzards en meer van dat soort werk, maar wellicht vielen met het zingen van Tourdion en Belle qui tiens ma vie toch al wat zaadjes in vruchtbare aarde. Over een toekomst als volwassene dacht ik nooit na.
Na het Atheneum moest je toch wat en ik koos zonder veel overtuiging voor een universitaire studie Natuurkunde in Groningen. Op de introductiemarkt liep ik langs de kraam van Studentenmuziekvereniging Bragi. Er was een trombone en de opdracht was, er een zo lang mogelijke noot op te spelen. Met een lange adem door het sporten en een geoefend embouchure won ik deze competitie glansrijk! Daarna vroegen wat koorzangers of ik noten kon lezen en van blad kon zingen. Ondanks mezelf zei ik ja en binnen een paar weken was ik lid van het a-capellakoor van Bragi!
Ik stortte me volledig op het verenigingsleven, zong twee keer per week, ging in het bestuur en deed daarnaast succesvolle audities bij “betere” koren: het Nederlands Studenten Kamerkoor en de Groningse Bachvereniging. Ook sloot ik me aan bij de Vereniging voor Huismuziek en kwam daar de muzikale schatten van de Renaissance en Middeleeuwen op het spoor. Ik bevond me op een route waarop geen weg terug mogelijk was: mijn bestemming kwam in zicht! Na drie jaar tentamens maken zonder echt te studeren viel de beslissing: ik ga naar het Conservatorium!
Aanvankelijk werd dat schoolmuziek, want ik vond dat ik in niets goed genoeg was om er een hoofdvakstudie van te maken. Bij de eerste pogingen om aan een schoolklas iets van mijn muzikale bewogenheid over te brengen, merkte ik al snel dat dit niks voor mij was. Ik switchte naar Koordirectie op aanraden van Cees Rotteveel, die toen hoofdvakdocent in Groningen was. Tijdens mijn eerste jaar vertrok hij echter en werd zijn plaats overgenomen door Bruno de Greve, die mij in 1988 naar een succesvol eindexamen leidde: ik was gediplomeerd koordirigent! Bachs Magnificat en Brahms’ Warum ist das Licht gegeben waren de stukken waarmee ik het diploma binnenhaalde.
Buiten de studie om ging ik af en toe op zangles bij Marius van Altena. Musiceren met de stem en de taal als instrumenten, daar draaide het bij hem om. Zo werd ik naast dirigent ook zanger en die twee kwaliteiten heb ik in mijn muzikale loopbaan altijd naast elkaar gebruikt, soms zelfs tegelijkertijd. Over die loopbaan elders meer.